Uitleg over het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord kan als bijvoeglijk naamwoord worden gebruikt. Het voltooid deelwoord staat dan voor een zelfstandig naamwoord. Het zegt dus iets meer van een zelfstandig naamwoord (mensen, dieren, dingen of planten).
De standaardregel is dat het voltooid deelwoord verlengd wordt met een extra e
De aardappelen zijn aangebrand (deelwoord). De aangebrande aardappelen (bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord)
Het zakgeld is beloofd (deelwoord).Het beloofde zakgeld. (bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord)
De wielrenner is gestopt (deelwoord).De gestopte wielrenner. (bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord)
Ook het tegenwoordig deelwoord kan als bijvoeglijk naamwoord worden gebruikt als je het deelwoord verlengt met een extra e
Brandend zonk het nieuwe schip. Het brandende schip.
Fluitend liep de man weg. De fluitende man
Maar let goed op!! Je schrijft een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord zo kort mogelijk!
1- Een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruikt, heeft altijd één t of één d !
Het vliegtuig landde veilig. Het gelande vliegtuig.
Hij verlootte de cadeaus. De verlote cadeaus.
2- In een open lettergreep komen nooit twee klinkers.
Het deeg wordt gekneed. Het geknede deeg.
De plantjes worden gepoot. De gepote plantjes
3- Na een korte klinker verdubbelen we de volgende medeklinker.
De tuin wordt netjes omgespit. De omgespitte tuin.
Het kind werd gered. Het geredde kind.
4- Bij sterke werkwoorden zijn voltooid deelwoord en bijvoeglijk naamwoord hetzelfde
De jongen is gevallen. De gevallen jongen.
De bejaarde is geschrokken. De geschrokken bejaarde.